Wo2Slachtoffers.nl

Pinhashick, Aäron

Geboortedatum:
11 januari 1899 (Rotterdam)
Overlijdensdatum:
18 mei 1941 (Rotterdam)
Begraven op:
Nederlandse Oorlogsgraven Joodse Begraafplaats Toepad te Rotterdam (Kralingen-Crooswijk)

Biografie

Woonde in Rotterdam, (vanaf mei 1940) Westzeedijk 13a, Rotterdam. Zoon van Mendel Pinhashick (1 januari 1869 Puchowitschi, Rus.) en Gina (1*) Kramer (1 april 1872 Puchowitschi). Gehuwd met Julianna Rabinek (12 juni 1915 Csabrendeh, Hong.). Koopman in manufacturen. Pinhashick is op de avond van 18 mei 1941 omstreeks twintig minuten voor middernacht op de brug over de Westersingel doodgeschoten door onderofficier Heinz van de Kriegsmarine. Ook commissaris Jan Blaauw heeft in zijn boek over honderd jaar moord in Rotterdam niet kunnen ophelderen wat er precies is gebeurd. Twee agenten, Jan Dirk van der Sloot en Sijbren Werkhoven, die op de fiets op patrouille waren, hebben het dodelijk schot gehoord. Toen zij ter plekke kwamen, zagen zij dat de man van de Kriegsmarine en de Nederlander Lucien Boekweit (2*) over het slachtoffer stonden gebogen. Het trio had die avond in een café aan de Scheepstimmerlaan aan de bar staan praten en om ongeveer elf uur samen de horecagelegenheid verlaten. Bij de brug was nog een tijdje gepraat. Volgens Boekweit was er geen ruzie geweest. Hij beweerde niet te hebben gezien wie er had geschoten, hoewel hij later wel vermoedde dat het de Duitser moest zijn geweest. Hoofdinspecteur Henri Staal (3*), die het rechercheonderzoek leidde, hoorde van Stabsfeldwebel Ohmen van de Feldgendarmerie dat Heinz in eerste instantie ontkende te hebben geschoten en vernam later van hem dat er sprake was geweest van een noodweersituatie. Staal geloofde daar niets van. In een mutatie zette hij drie uitroeptekens achter het woord noodweer. Hij memoreerde dat Pinhaschick geen wapen bij zich had, terwijl de dader bewapend was en bovendien in gezelschap van een vriend was. Voorts wees de politiefunctionaris op de aanvankelijke ontkenning van Heinz en zijn verklaring dat van een afstand van twintig meter moest zijn geschoten (4*), terwijl een huls op twee meter afstand van het slachtoffer was aangetroffen. Ook voerde Staal aan dat het stoffelijk overschot en de dader geen sporen van geweld vertoonden en dat de kleding van beiden volmaakt in orde was. Van Stabsfeldwebel Ohmen ontving de hoofdinspecteur het 9 mm pistool van de onderofficier om te worden onderzocht. Patholoog-anatoom dr. Jean Hulst (5*) concludeerde dat het dodelijke schot van een afstand van circa drie centimeter was afgevuurd. De gerechtelijke deskundige achtte het onaannemelijk dat de op de plaats van het misdrijf aangetroffen huls was afgeschoten met het vuurwapen dat hij had onderzocht. In zijn hoofdstuk over de moord op Pinhashick noemt auteur Blaauw het 'heel vreemd' dat twee politiemensen eerst in een proces-verbaal vermeldden dat ze bij fouillering van Boekweit drie patronen aantroffen, die ze aan een inspecteur van politie hadden afgegeven, terwijl die passage naderhand was vervangen door de tekst dat er niets terzake dienende was gevonden. Het derde kind van het echtpaar Pinhaschick-Rabinek werd enige maanden na de dood van zijn vader geboren. Aaron (2 september 1941 Rotterdam) is op 1 oktober 1942 samen met zijn broertje Jozef (12 juli 1939 Rotterdam), zijn zusje Rebecca Maria (14 augustus 1940 Rotterdam) en zijn moeder in Auschwitz (Pol.) vermoord. Een week eerder waren de ouders van Aäron Pinhaschick al in dit vernietigingskamp vergast.
(1*) In overlijdensakte Aäron Pinhaschick: Anna Debora Kramer.
(2*) Lucien Cornelis Adrianus Dirk Boekweit was, zo blijkt uit onderzoek van Blaauw, al van 1933 af lid van de NSB. Na de oorlog kreeg hij voor onder meer begunstiging van de vijand een gevangenisstraf van vier jaar.
(3*) Henri Marie Conrad Antoine Staal, 30 november 1895 Sint Pieter – 8 maart 1980 Apeldoorn). Op 1 december 1941 werd hij vanwege zijn anti-Duitse houding door de bezetter ontslagen. Later was hij als gijzelaar opgesloten in het kamp in Sint-Michielsgestel. Na de oorlog keerde hij direct bij de Rotterdamse politie terug, waar hij eerst als waarnemend hoofdcommissaris optrad en van februari 1946 tot eind november 1969 als hoofdcommissaris fungeerde.
(4*) Getuige Boekweit viel de Duitse onderofficier daarin bij.
(5*) Dr. Jean Pierre Louis Hulst (27 februari 1875 Alkmaar – 22 juni 1967 Soestdijk).

Het stoffelijk overschot van Pinhashick is begraven op de Joodse Begraafplaats in Rotterdam.

Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!

Bronnen

Informatie:
J.A. Blaauw, Hij werd koelbloedig vermoord; zijn nabestaanden planmatig vergast (hoofdstuk 25) in: Moord te Rotterdam. Een historisch overzicht van 100 jaar moord, Uitgeverij De Fontein bv, Baarn, 2006; Oorlogsgravenstichting: Digitaal Monument Joodse Gemeenschap in Nederland; site wiewaswie.nl/Digitale Stamboom Stadsarchief Rotterdam (waaronder overlijdensakte 2637 c041v/1941 gemeente Rotterdam).