Wo2Slachtoffers.nl

Veen, van der, Jelle

Geboortedatum:
12 augustus 1919 (Nijhuizum)
Overlijdensdatum:
1 december 1944 (Frankfurt am Main (Duitsland))

Biografie

Woonde in Voorthuizen (gemeente Barneveld), Baron van Nagellstraat 39. Zoon van Jan (Jelles) van der Veen (15 juli 1895 Nijland - 27 mei 1969) en Aafke Roedema (16 juli 1899 - 20 februari 1986). Ongehuwd. Boerenknecht. Nederlands Hervormd. Op 1 januari 1939 was hij in militaire dienst gekomen bij het 1e Regiment Huzaren. Tijdens de meidagen van 1940 nam hij deel aan de gevechten bij Barneveld. Na de capitulatie van het Nederlandse leger is hij in Voorthuizen blijven wonen en kreeg daar werk als boerenarbeider. Samen met enkele andere dorpsgenoten onttrok Van der Veen zich aan de verplichte tewerkstelling voor de bezetter. Tijdens zijn onderduikperiode is hij samen met zijn vriend Gerrit Mulder uit Voorthuizen betrokken geweest bij de liquidatie van de Apeldoornse jodin Rachel Groenberg (25 april 1901 Zwolle). Een in diverse bladen verschenen gelijkluidend rechtbankverslag uit december 1944 meldde dat in Voorthuizen aan een groot aantal ondergedoken joden huisvesting werd verleend en dat daarvoor een organisatie was gevormd, die onder leiding stond van de lerares Alie v.d. Broek. Onder de ondergedoken personen bevond zich een jodin met wie problemen waren ontstaan en die zo een gevaar voor de organisatie was geworden. Daarom had v.d. Broek besloten haar te laten vermoorden. ,,Soortgelijke moeilijkheden deden zich voor, zo ging het artikel verder, ,,met de ondergedoken jodin Rachel Groenenberg (Groenberg, redactie), die met de haar verschafte schuilplaats niet tevreden was. De onverlaten kwamen overeen beide slachtoffers te vermoorden in een hoenderhuis. Rachel Groenenberg, daarheen gelokt onder het voorwendsel, dat zij een betere schuilplaats zou krijgen, werd met een hamer neergeslagen. Toen bleek dat zij nog niet dood was, heeft men haar de hals afgesneden. Tot den tweeden moord is het niet meer gekomen.'' Het stoffelijk overschot was onder de vloer van het kippenhok aan de Baron van Nagellstraat verstopt. Een anonieme brief bracht de zaak in november 1943 aan het rollen. Van der Veen en Mulder werden opgepakt, naar de Utrechtse gevangenis aan het Wolvenplein overgebracht en door het Obergericht ter dood veroordeeld. Later zijn ze naar de Brungersheimgevangenis in Frankfurt am Main getransporteerd en daar door onthoofding geëxecuteerd. Melkrijder Th. Pater kreeg indertijd van het Obergericht wegens medeplichtigheid aan moord vijf jaar tuchthuisstraf. Pater moest na de oorlog weer terechtstaan, nu voor het Bijzonder Gerechtshof in Arnhem. Verweten werd hem ,,het verhelen van de moord op de Joodse vrouw''. Na een eis van een jaar en zes maanden werd hij bestraft met een voorwaardelijke detentie van een jaar met een proeftijd van drie jaar.

Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!